In de volkstelling van de kasselrij[1]
"Ieper in 1698, was Diederick Woestyn[2] ingeschreven als maréchal-ferrant[3],
onder Comines Nord. Hij was uitbater van de Groote Smisse. Zijn zoon Theodor Woestin, maréchal-ferrant, werd bij akte op 15 februari 1727 ingeschreven als buitenpoorter van Ieper.
De familie Woestyn woonde en werkte eeuwenlang in de streek rond Kruiseke. De oudste vermeldingen vinden we eind 1300. Rond die tijd bezat Joos Van de Woestine, een wever uit de welstellende klasse,
binnen Wervik en de omliggende parochies 25 bunders[4] land en meersen.
In 1733 volgde Theodor zijn vader Diederick op als hoefsmid van de Groote Smisse.
Diens zoon Jean-Baptiste Woestyn, geboren te Cruyseecke in 1743, volgde zijn vader op als hoefsmid. Op 12 september[5] koopt Jean-Baptiste de smidse van het echtpaar
Frans-Albert Taverne - Marie Hugelyne de Surmont, dame van Rijsel. Van 1770 tot 1790 was Jean-Baptiste, net zoals zijn vader voor hem, schepen van Cruyseecke.
In 1789-1790 kreeg de herberg “De Nieuwe Cruyseecke” te Geluveld, gelegen langs de kasseiweg Ieper-Menen, een nieuwe tolbarrière. Smid Jean-Baptiste zorgde voor het ijzerwerk. Hij overleed te Cruyseecke
op 12 juli 1803.