U bent hier: HomeGeschiedenisDe Garage Van Biervliet → De leerling mecanicien

Daniel was van kleins af aan gefascineerd door de kracht die uitging van auto's, en besloot al jong om automecanicien te worden.

School

Als voorlaatste kind van Emile Vanbiervliet en Elise De Jonckheere heeft Daniel, geboren in 1909, allesbehalve een onbezorgde jeugd. Daniel, vermoedelijk rond 1916
Daniel, vermoedelijk rond 1916
(klik om te vergroten)
Waarschijnlijk gaat hij, zoals Max later, naar de dichtsbijgelegen (franstalige) school, totdat de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, en de familie moet vluchten.

In 1915 belandt de familie eindelijk in rustiger vaarwater, en vindt ze een rustplaats in Romainville nabij Parijs. Daniel en Max gaan dan eerst in Parijs naar school, maar als er ook af en toe Duitse obussen nabij Parijs vallen, gaan ze naar een school 150 km verder naar het zuiden: gedurende één schooljaar logeren ze in Saint-Amand de Vendôme in het departement Loire et Cher. Daarna, als het wat rustiger wordt, keren ze terug bij de rest van de familie in Romainville, en gaan ze naar naar de vrije school van het dorp ernaast, Noisy-le-Sec.

Paardekracht

Als hij 13 jaar is[1], in 1922, laten zijn ouders hem stoppen met school om hem mee te laten helpen in de Ancienne Ferme Romainvilloise of Vacherie Flamande. Daniel in Romainville.
Daniel in Romainville met zijn favoriete koe (klik om te vergroten)

Als zoon van een hoefsmid had hij al kennisgemaakt met de kracht van het paard. Toen hij in contact kwam met de auto was hij gefascineerd door de kracht die de motor kon ontwikkelen, vele malen groter dan die van het paard[2]. Vanaf dan wist hij: hij zou automecanicien[3] worden!

Nadat de familie in 1923 terug naar België verhuist, en Emile en Elise daarna in 1929 met Pol en Daniel terug in Frankrijk komen wonen, voegt Daniel de daad bij het woord, en gaat hij op zoek naar een mogelijkheid om het vak te leren.

De leerling mecanicien

Ten minste vanaf eind 1929 of begin 1930, als de kleine familie in La Vatine woont, zoekt en vindt Daniel werk bij een aantal garages waar hij de knepen van het vak leert.

Eind 1929 solliciteert Daniel bij “Garage de la Poste” in Lisieux in het departement Calvados. Op 12 december van dat jaar stuurt A. Rocherand een bevestiging naar Daniel om hem te melden dat hij bereid is deze aan te nemen aan 3,50 franc[4]. Lisieux ligt op ongeveer 120 km van Claville-Motteville, het is dus heel waarschijnlijk dat Daniel ergens in de buurt van de garage logeert. Hij werkt zo'n twee maanden bij die garage.

Van 21 april 1931 tot en met 30 mei 1931, twee dagen na het overlijden van zijn vader, werkt hij bij Garage Moderne in Ieper, waar hij volgens zijn eigen woorden “de stiel leerde”. Daar maakt hij kennis met de merken Buick, Chevrolet, en Fiat. Later zal hij ook enkele van die merken voeren in zijn eigen garage. Tijdens die periode logeert hij bij zijn zus Germaine en diens echtgenoot Tryphon Masquelin in Menen.


Een aanstellingsbrief en drie aanbevelingsbrieven, waarvan één “fictieve” (klik om de brieven te zien)

Het is niet duidelijk wat hij doet in de periode tussen Garage de la Poste en Garage Modern. Er bestaat een aanbevelingsbrief van de garage Julien Lamy te Buchy, zo'n 15 km van Claville-Motteville, waarin de eigenaar stelt dan Daniel bij hem werkte van 1 september 1929 tot en met 31 december 1930. Niet alleen overlapt dit met zijn periode in Garage de la Poste, maar Daniel schreef er zelf bij dat het een fictieve aanbevelingsbrief betreft. Helaas schreef hij er niet bij waarom hij die brief liet maken, en waarvoor hij die gebruikt heeft.

Garage Sainte-Claire

Bronnen, noten en/of referenties

[1] Aan zijn kleinkinderen verklaarde Daniel altijd dat hij tot zijn 14e naar school was geweest, en dan bij zijn ouders moest werken. Dat zou ons in 1923 brengen. In een krantenartikel in “Het Brugsch Handelsblad” van 12 oktober 1974 zou hij verklaard hebben dat hij 13 jaar was toen hij met school stopte. Dat zou betekenen dat hij in 1922 al thuis werkte. Dat is waarschijnlijk juister, aangezien hij inderdaad in Romainville gewerkt heeft, wat onder andere uit de foto blijkt, en de familie in 1923 al verhuisde naar Vijfwege.

[2] Een paard heeft een maximaal vermogen van 12 tot 15 pk. Er bestonden rond 1920 al wagens met 300 pk, alhoewel de “gewone” auto over ongeveer 25 pk beschikte.

[3] In de spreektaal in Vlaanderen spreekt men vaak van mekanieker. Het correcte Nederlandse woord is echter monteur, maar in de standaardtaal in Vlaanderen wordt ook het woord mecanicien aanvaard.

[4] De brief vermeldt niet of het een uur- dan wel een dagloon betreft. Een arbeider verdiende in België ongeveer 400 Belgische frank per maand. Die 3.5 franc is dus waarschijnlijk een dagloon, wat op 70 à 80 franc per maand zou komen. Bij een wisselkoers van ongeveer 5 Belgische frank voor 1 Franse franc komt dat neer op een gelijkaardig maandloon.