Al tijdens de Eerste Wereldoorlog woonde tante Alix met haar echtgenoot Jérémie Durein[1] op de Gistelsesteenweg in Sint-Andries bij Brugge.
Hermine-Anna-Alix De Jonckheere (29 juni 1880 - 2 april 1937) was een jongere zus van Elise De Jonckheere, de moeder van Daniel en Max. Alix was gehuwd met Nonkel Jérémie (4 december 1880 - 10 mei 1947), bijgenaamd “Piekas”[2]. Jérémie was kolenhandelaar en liet enkele keren per jaar kolen uit Boston overkomen, die met Engelse stoomschepen met namen zoals “Deerhound”, “Porthmeor”, en “Primrose”, tot in de haven van Brugge gebracht werden[3].
Gaston, de oudste broer van Daniel, was na de groote oorlog gedemobiliseerd en verhuist in de jaren '20 naar Brugge, waarschijnlijk na
Twee zoekertjes verkoop Romainville
zijn huwelijk in 1923 met jeugdvriendin en vroeger buurmeisje Julienne Masquelin.
Het koppel gaat wonen in de Sint-Pieterskaai 75, vlakbij de Warandebrug. Emile, Elise, Germaine, Rachel, Pol, Daniel, en Max wonen dan nog in Romainville. In 1924 willen Emile en Elise de melkerij verkopen, en Gaston probeert
hen daarbij te helpen. Een eerste
Gaston en familie in 1933
advertentie verschijnt op 3 mei 1924 in het Brugsch Handelsblad en in
Burgerwelzijn, en een week later nog eens. De zoektocht naar een koper
voor een Melkerijhoeve bij de poorten van Parijs heeft
succes, en op 26 september 1924 wordt de verkoopakte van de Ancienne Fermette Romainvilloise getekend.
Jérémie heeft voldoende succes om zijn zaak uit te bouwen, en vanaf juli 1925 biedt hij samen met Gaston als "Durein - Vanbiervliet" op aanbestedingen van de stad Brugge en de provincie West-Vlaanderen[4].
Tussen februari 1930 en oktober 1933 verhuist het gezin Gaston Vanbiervliet naar de Leopold II-straat. Vanaf dan is de kolenhandel "Durein & Vanbiervliet" gevestigd bij Gaston. In die periode koopt Gaston het huis in de Sinte-Clarastraat 125[5] in Brugge.